5-jarige jongen met gedragsproblemen na de start in groep 2

Ine, de moeder van Joey* (5 jaar), nam contact met ons op en kwam zo met haar verhaal bij mij terecht. Ze vertelde over haar zoon die vastliep op school omdat zijn gedrag problematisch was. Hij zat sinds een paar maanden in groep twee, waar het de eerste weken nog goed ging, maar inmiddels niet meer. Hij luisterde niet naar de juf, kreeg ruzie met andere kinderen, was rusteloos en druk. De leerkracht had aangegeven dat het zo niet ging in de klas. Ook waren er al gesprekken met het zorgteam geweest. Inmiddels was hij doorverwezen naar het medisch orthopedagogisch centrum (MOC) voor verder onderzoek.

Ine wist dat er aan speciaal onderwijs werd gedacht voor Joey en dat leek haar geen goed idee. Een tijdje terug zou ze er meteen mee ingestemd hebben, maar ze wist nu iets wat ze daarvoor nog niet wist. Een invalleerkracht vertelde haar een maand terug, toen de juf een tijdje afwezig was wegens ziekte, dat Joey ver voorloopt in zijn cognitieve ontwikkeling, zij dacht aan hoogbegaafdheid. Ine had het totaal niet verwacht omdat zij en haar man laag opgeleid zijn; zelf heeft ze het MBO niet afgemaakt en haar man ging werken na 5 jaar VMBO. Dus een slim kind? Dat leek haar niet mogelijk. Gelukkig had die invalleerkracht haar veel uitgelegd over hoogbegaafdheid. Langzamerhand begonnen er kwartjes op hun plek te vallen, ze herkende ongelooflijk veel van zichzelf en haar zoon.

Nu ze dit gesprek met het team van het MOC aan moest gaan en ze vreesde dat haar zoon niet de begeleiding zou krijgen die hij nodig had, vroeg ze hierbij ondersteuning van een deskundige op het vlak van kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Dit gesprek met het MOC zou al dezelfde week plaatsvinden, dus moest ik een beeld vormen aan de hand van de verslagen die er lagen en een gesprek met moeder over de vroege ontwikkeling van haar zoon. Daar is altijd veel informatie uit te halen. Er is dan nog geen invloed van een schoolomgeving, en het verschil met leeftijdgenoten is vaak nog erg opvallend.

Opvallend was bijvoorbeeld dat hij al na een week zijn eerste bewuste lach liet zien (meestal rond 6 weken), hij liep met negen maanden (gemiddeld 13 mnd), hij had nooit gebrabbeld maar sprak meteen woorden goed uit en ging binnen een maand over op goed lopende zinnen; en hij was altijd heel gevoelig, temperamentvol, zeer nieuwsgierig en autodidact geweest, en zeker ook koppig en eigenzinnig.
Toen Joey naar school ging verdween de leerhonger. Ook gebeurde het steeds vaker dat hij moe of boos uit school kwam. Uiteindelijk wilde hij er helemaal niet meer heen want de juf deed vaak iets anders dan ze zei, de kinderen hielden zich niet aan spelregels, en alle puzzels en taken waren stom, zo vertelde hij thuis.
Uit het verhaal van moeder over Joey kwamen veel kenmerken van hoogbegaafdheid naar voren. Ook de problemen die waren ontstaan op school komen bij deze kinderen geregeld voor. Vaak geldt: hoe groter de hoogbegaafdheid, hoe jonger de leeftijd waarop deze problemen zich voordoen.

Het gesprek dat later die week met de psycholoog en opvoedondersteuner van het MOC plaatsvond, naar aanleiding van het onderzoek, leek onder meer bedoeld om een verwijzing naar speciaal onderwijs te onderbouwen. Al snel na de start van het gesprek werd aangegeven dat er niet aan autisme werd gedacht; Joey had zich tijdens het onderzoek sociaal gedragen, een hand gegeven en de onderzoeker goed aangekeken.
Wel was het drukke en slecht geconcentreerde gedrag in de klas echt een probleem, dat bleek wel uit het gesprek met de leerkracht en de vragenlijst die door haar was ingevuld. Ook bij het onderzoek was hij geregeld afgedwaald. De psycholoog stelde uiteindelijk de diagnose ADHD en er werd geadviseerd om met medicatie te starten.
Vader kon vanwege zijn werk niet fysiek aanwezig zijn, maar wel via telefonisch contact. “Medicatie willen wij echt niet”, gaf hij aan. En ook speciaal onderwijs leek de ouders niet de juiste plek voor hun zoon.

Ik mocht tijdens het gesprek mijn bijdrage doen vanuit mijn deskundigheid, en waar door het MOC eerst gedacht werd dat er al wel genoeg kennis was over hoogbegaafdheid, bleek gaandeweg dat er veel nog niet bekend was. Met aandacht werd geluisterd naar een mogelijke samenhang tussen de problemen en hoogbegaafdheid. Het voorstel om binnen de school Joey te begeleiden op dit gebied en hem in de klas een ander aanbod te geven werd meegenomen in het plan.
Hij zou de komende maanden de kans krijgen om met deze hulp te laten zien dat zijn gedrag kon verbeteren. En een nieuw IQ-onderzoek was nodig; dat onderzoek was al wel gedaan maar hij was snel afgeleid geweest dus de uitkomst was minder betrouwbaar. Misschien kon uiteindelijk zelfs de diagnose ADHD opnieuw worden geëvalueerd, als zijn gedrag veranderde.

Na afloop vertelde Joey’s moeder mij dat ze heel blij was met dit plan. Ze was bezorgd geweest dat hij alleen maar als probleemkind zou worden gezien. Ik raadde haar wel aan het IQ-onderzoek te doen bij een praktijk die specifieke expertise heeft op gebied van hoogbegaafdheid.
De juf van Joey kreeg begeleiding bij het bieden van aangepast onderwijs aan Joey, en tips voor haar houding naar hem toe. Binnen een week zag zij tot haar grote opluchting een andere Joey in de klas.

* De namen in dit verhaal zijn gefingeerd om de anonimiteit van de betrokkenen te waarborgen.

Word donateur!

Het LKPHB is een stichting en kent deelnemende instellingen en donateurs.

Met het opzetten en uitbouwen van dit kennisnetwerk zijn verschillende kosten gemoeid. Daarnaast willen we investeren in het specifieke (kennis)aanbod op deze website en in wetenschappelijk onderzoek naar psychiatrie en hoogbegaafdheid. Alle verdiensten komen enkel ten goede aan de missie van de stichting. Het kennisnetwerk beschikt over een ANBI-status.

Wilt u dit kennisnetwerk financiëel steunen, dan kunt u dit kenbaar maken via info@kennisnetwerkphb.nl.


Ook kunt u direct uw donatie overmaken op
IBAN-nummer NL09 RABO 0368 2272 19 ten name van Stichting Landelijk Kennisnetwerk Psychiatrie en Hoogbegaafdheid