Ik kwam bij een 21-jarige dame thuis voor een intake. Vanwege haar angsten lukte het haar niet om naar mijn behandelkantoor te komen. Ze woonde in een begeleide woonvorm waar ze getraind werd om op zichzelf te kunnen gaan wonen. Hoewel dit in eerste instantie heel goed ging, stagneerde dat proces ineens en kwam ze tot niks meer. Ze had al veel hulpverlening gehad vanaf haar kinderjaren, doordat ze een moeizame en onveilige jeugd had gekend. De praktijkondersteuner van de huisarts had in de aanmelding het vermoeden van een persoonlijkheidsstoornis beschreven.
Toen ik binnenkwam zag ik een rommel om me heen. Overal waar ik keek lag wel iets. Ik stelde me voor en vertelde hoe het intakeproces eruit zou zien. Ze reageerde vriendelijk, maar kort. Toen ik haar vroeg om te vertellen wat er aan de hand was kreeg ik een zeer uitgebreide uitleg over hoe haar angsten waren ontstaan, waar ze bang voor was en wat ze hierin al geprobeerd had om hetop te lossen. Ik kreeg een uitgebreid web van redenen en situaties te horen. Alles logisch aan elkaar verbonden en het klonk alsof er inderdaad nauwelijks beweging mogelijk was voor haar. Als ik de vragen stelde die bij een intake van belang zijn, gaf ze heel kort antwoord; soms vroeg ik me hardop af of er meer achter deze antwoorden zat, maar daar reageerde ze niet op.
Ik keek om me heen en zag heel veel boeken en games liggen. De boeken die ik zag waren niet eenvoudig. Ze gingen over filosofie, psychologie, astronomie en ICT. Sommige boeken herkende ik van behandelingen. Toen ik haar hier naar vroeg, reageerde ze eerst voorzichtig dat ze een vriendin wilde helpen die in de problemen zat. Toen ik haar vertelde dat ik uit één van de boeken een inspirerende les geleerd had, veerde ze wat op uit haar stoel. Ze keek me gretig aan en begon te vertellen hoe ze het boek ervaren had en wat ze daar uit meegenomen had en wat absoluut niet. Even leken alle angsten te verdwijnen. Ze ging op in wat ze vertelde en legde de link met een ander boek uit de filosofie en iets met wat ze vanuit haar ICT opleiding, die ze niet afgerond had, had geleerd. Door haar breedsprakigheid en haar veranderde manier van gespreksvoering zag ik redenen om aanvullende diagnostische onderzoeken in te zetten. Hieruit kwam naar voren dat patiënte een zeer onveilige jeugd gehad heeft en moeite had met hechten. Ze had kenmerken van een borderline persoonlijkheidsstoornis en een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, echter onvoldoende om die als persoonlijkheidsstoornissen te classificeren. Daarnaast was ze al langere tijd erg somber, soms had ze even een ‘opleving’ zoals ze dat noemde, daarom werd naast een gegeneraliseerde angststoornis een persisterende depressieve stoornis geclassificeerd. Vanuit de ontwikkelingsanamnese waren er duidelijk kenmerken van hoogbegaafdheid terug te zien. Het intelligentieonderzoek bevestigde dit, iets wat ze zelf nooit had gedacht. Ze had geen opleiding afgemaakt, omdat ze tijdens het eerste jaar van elke opleiding er steeds achter kwam dat ze het toch niet leuk vond. Daarnaast lukte het haar niet om haar leven op orde te krijgen, dus hoe kon ze dan zo slim zijn.
Ik gaf haar, en de woonbegeleiders, psycho-educatie over hoogbegaafdheid. Daarbij vloeiden vaak tranen bij haar van herkenning. Het voelde alsof ze zichzelf eindelijk echt begreep. Ze ging zelf uitgebreid op zoek naar meer informatie en probeerde voorzichtig contact te zoeken met andere hoogbegaafden. Ze had last van problemen in haar executieve functies waar we, samen met de begeleiding, op een andere manier dan voorheen was gebeurd aan gingen werken: gestructureerd maar wel vanuit de autonomiebehoefte van patiënte.
Vervolgens gingen we aan de slag met haar gegeneraliseerde angst en stemmingsproblemen. Middels Acceptance and Commitment Therapy (ACT) werd gewerkt aan het verminderen van de vermijding; dit aangevuld met gesprekken over existentiële thema’s zorgde ervoor dat haar motivatie groeide om in haar leven zaken anders aan te pakken. Ze ging zelfstandig wonen en startte weer een opleiding, één waarbij ze het gevoel had echt van nut te kunnen zijn voor de maatschappij. Ze wilde dit combineren met een hobby en vrijwilligerswerk, zodat ze het makkelijker vol kon houden en niet na een half jaar al zoveel geleerd had dat ze was uitgekeken. Ook zorgde deze afwisseling voor voldoende structuur om van daaruit ook de rest van haar leven op orde te kunnen krijgen.
Haar angsten verdwenen. Ze bleef wel moeite hebben om anderen te vertrouwen in het contact en haar stemming was nog steeds wisselend, maar ze durfde beide te bespreken. Ze voelde zich niet meer zo alleen als ze eerder wel deed, nu ze vriendinnen gevonden had die op haar denkniveau zaten. Al met al een mooie ontwikkeling voor een jonge dame die aanvankelijk vanuit haar angsten en stemmingsproblemen niks meer kon ondernemen.