Een 32-jarige vrouw werd door de huisarts aangemeld vanwege zich persisterend anders voelen. Patiënte was tweemaal elders onderzocht op een autismespectrumstoornis (ASS) en dit kwam er beide keren niet uit. Patiënte bleef echter overtuigd dat zij een ASS heeft en haar hulpvraag was dan ook diagnostiek naar ASS zodat zij erkenning kreeg voor haar anders voelen en handvatten hoe daarmee om te gaan.
Bij de biografie viel op dat zij een klas had overgeslagen en geen aansluiting voelde bij haar klasgenoten. Haar ouders hadden haar naar scouting laten gaan omdat ouders wilden dat ze zich sociaal verder ontwikkelde en vriendinnen maakte. Bij scouting had ze ook geen aansluiting en ze werd in die periode somber. Client heeft een goede band met haar ouders en lijkt enorm op haar vader. Hij is ook wat typisch in contact, hij laat zich niets vertellen, is gedreven, houdt niet van ditjes en datjes, kan niet goed voor een baas werken en kan niet tegen onrecht.
Bij expliciet navragen bleek dat haar IQ in groep 4 was getest en met een harmonische verdeling 140 was. Indertijd was ook gesteld dat ze hoogbegaafd was. Een Leonardo school twee dorpen verder was geadviseerd, maar was voor ouders in verband met werk niet haalbaar. Patiënte vertelde wat beschaamd over de hoogbegaafdheid, ze wil namelijk niet pretentieus overkomen.
Patiënte heeft geen verdere hulpverlening gehad dan tweemaal eerder ASS-diagnostiek. Op de middelbare school had zij de tweede klas gedoubleerd. Haar vervolgstudie ging zonder problemen. Onder een baas werken lukte niet goed. Zij liet zich niet goed iets vertellen als zij de logica ervan niet inzag. Zij werkt nu enigszins onder haar niveau als ZZP’er maar geniet van haar autonomie. Patiënte heeft als volwassene inmiddels wel vrienden. Maar ze vindt haar vriendengroep zo’n “vreemde mengelmoes aan niet heel gewone mensen” dat ze zichzelf hiermee nog niet als normaal sociaal zou omschrijven. Haar vriendengroep gaat door alle lagen van de bevolking heen. Van loodgieter tot muzikant. Vrije, creatieve geesten met wie ze geniet van gesprekken, muziek en bordspellen.
Patiënte is ervan overtuigd dat zij en haar vader een autismespectrumstoornis hebben. Als we door haar weerstand heen gaan en de kenmerken van hoogbegaafdheid doornemen, blijkt dat wat zij als symptomen van ASS duidt, volledig bij de hoogbegaafdheid kan passen. Ze is gesteld op haar autonomie, kan opgaan in ingewikkelde onderwerpen, houdt van discussiëren hierover, kan niet tegen onrecht, is perfectionistisch en intens in haar emoties.
De diagnostiek naar ASS is niet herhaald. Duidelijk is dat zij in staat is tot wederkerige relaties en goed afgestemd is in contact. Vermoedelijk had zij op basisschoolleeftijd de pech dat zij geen ontwikkelingsgelijken om haar heen had. Ze is zich toen anders gaan voelen en dit gevoel bleef. Het is prachtig dat zij nu een vriendengroep heeft waarin zij zich begrepen en prettig voelt. Patiënte is opgelucht dat zij nu beter snapt hoe ze in elkaar zit. Ze is minder straffend naar zichzelf wat betreft het anders voelen. Ze kan de overtuiging dat ze ASS had na 20 jaar loslaten. Ook voor wat betreft de beslissing wel/niet in de toekomst kinderen te wensen, had zij dit zelfinzicht nodig. Ze heeft nog een drempel om boeken over hoogbegaafdheid te gaan lezen, maar is dit wel van plan. Ze heeft geen verdere hulpvraag.