Interview met een 45-jarige vrouw
Lexa, 45 jaar, weet haar weg in het leven nu te vinden. Dat is echter niet altijd het geval geweest. Ze heeft een hele reis achter de rug met veel hulpverlening, aanvankelijk in reguliere GGZ, wat veelal een vruchteloze zoektocht was.
Als kind had Lexa al het gevoel dat ze anders was dan anderen. Ze miste aansluiting in haar gezin, op school en in de kerk. Zij zocht hulp voor depressieve klachten.
Rond haar 20e werd tijdens uitgebreid diagnostisch onderzoek haar hoge intelligentie opgemerkt. Ook werd gezien dat er sprake was van dissociatie, dat ze sterkt afstemde op de psychologe en dat ze twijfelde aan alles wat zijzelf zei. Dit was een heel juiste conclusie.
Bij de daarop volgende contacten bij de RIAGG werd dit echter niet overgenomen. Hier werd geconcludeerd dat er sprake was van depressie en trauma. De psychiater stelde dat ze nooit beter zou worden, een uitkering moest aanvragen en zich erop in moest stellen dat ze altijd hulpverlening nodig zou hebben.
Inderdaad volgde 15 jaar lang de ene behandeling na de andere in de GGZ. Lexa vond hier geen hulp die goed paste. In groepstherapie vond men dat ze vreemde dingen zei. Het bleek dat ze stappen oversloeg in haar uitleg, waardoor anderen haar niet begrepen. In individuele therapie hadden behandelaren de behoefte om haar pijnlijke ervaringen op te willen lossen of weg te duwen. Dit maakte dat het niet echt veilig voelde in het contact. Lexa had het gevoel dat haar eigen ervaringen niet zo interessant waren en dat ze moest doen wat de behandelaren zeiden. Lexa’s vermogen tot zelfreflectie en nauwkeurigheid werd geduid als iets negatiefs, als te streng voor zichzelf zijn, en als perfectionisme.
Er was onvoldoende ruimte voor gelijkwaardigheid in het contact en als een therapie niet succesvol was werd aangenomen dat Lexa de methodiek niet goed toepaste.
In deze periode was Lexa erg kwetsbaar en had veel last van dissociatie. Het was daardoor erg moeilijk om te stoppen met hulp, die niet goed werkte.
Een aantal jaren geleden werd Lexa op eigen verzoek verwezen naar een team voor volwassenen met ontwikkelingsstoornissen, waar de diagnose Asperger gesteld werd. Lexa herkende hier wel het een en ander van, zoals de analytische blik en het technische inzicht. Voor het eerst trof Lexa een psychologe die haar intelligentie zag, en voelde ze zich voor vol aangezien. Na een periode behandeling bij haar had zij voldoende zelfvertrouwen om bij de RIAGG weg te gaan. Ze durfde haar gevoel te volgen, waar ze eerder bij alles aan zichzelf twijfelde.
Deze stap is erg belangrijk geweest voor Lexa. Toen ze een half jaar weg was bij de RIAGG kwam ze langzaam uit de chronische dissociatie. Ze kwam meer tot leven en kon beter contact maken. Dat was het moment waarop ze besefte dat ze nog hulp kon gebruiken, maar niet meer zou toestaan om in eenzelfde positie te raken. Vanaf dat moment nam Lexa de regie en besloot zelf met wie ze de behandeling kon voortzetten. Was er geen respect, of werd ze niet gehoord, dan maar liever niets.
Een empathische praktijkondersteuner hielp haar om zich aan te melden bij het Leo Kannerhuis. Bij intake werd haar trauma gezien. Er was twijfel over de eerder gestelde diagnose Syndroom van Asperger, maar haar motivatie en de nood voor behandeling maakte dat er een behandeling gestart werd, gericht op traumaherstel.
In deze tijd herkende een vriendin kenmerken van hoogbegaafdheid bij Lexa. Op dat moment kon ze er niet zoveel mee. Ze voelde zich niet echt slim, had een beeld van hoogbegaafdheid dat dit enkel om een hoog IQ ging. Op dat moment leek dat haar niet aannemelijk.
Toen Lexa 3-4 jaar na afsluiting van de GGZ hulpverlening binnen de complementaire zorg werkte aan haar traumaherstel viel op dat zij hier op een geheel andere wijze mee omging dan men gewend was. Haar motivatie, inzicht, het overzien van het grotere geheel en heel snel kunnen schakelen maakten dat haar door verschillende mensen gevraagd werd of er sprake zou kunnen zijn van hoogbegaafdheid. Nu was Lexa er wel klaar voor om dit te onderzoeken, dit deed zij via een coach.
Lexa bezocht een HB-cafe en meldde zich aan voor verschillende groepen van stichting HB. Ze bouwde hier fijne contacten op. In haar jeugd had Lexa geleerd dat er iets mis was met haar. Binnen de GGZ werd dit gevoel bevestigd. In de ontmoeting met andere hoogbegaafden leerde zij dat er niets mis met haar is, maar dat zij enkel iets langer moet zoeken om mensen met eenzelfde denkpatroon en emotie-intensiteit te ontmoeten.
Lexa vond passende hulp bij HB-coaches en lichaamsgerichte therapeuten. Dit waren mensen die naast haar stonden, vertrouwen in haar hadden en niet schrokken van haar traumatische herinneringen. Zij gedroegen zich als ‘gezonde ouders’, hetgeen helend werkte.
Het gaat steeds beter met Lexa, ze is bezig met werk, opleiding en het opbouwen van een eigen bedrijf.
Lexa geeft ons als hulpverleners graag enkele boodschappen mee:
- Zie de mens tegenover je. Lexa heeft ervaren dat zij meer patiënt werd als ze als patiënt behandeld werd. Toen ze als mens gezien werd werd ze meer mens.
- Elk mens zou met respect behandeld moeten worden. Hoogbegaafde mensen zijn er misschien gevoeliger voor als dit niet gebeurt.
- Luister goed naar de groeibehoefte van de client.
- Zeg als een behandeling niet loopt ‘Ik kan je niet helpen’, in plaats van ‘je bent niet te helpen’.
- Dat een psychiater besloot dat hij haar niet kon helpen en zij dus niet te helpen was is erg beschadigend geweest voor Lexa. Het heeft haar herstel vele jaren gestagneerd. Als je zelf iemand niet kunt behandelen kun je verwijzen naar iemand die dat wel kan.
- Besef dat een sterke ‘holding space’ belangrijk is voor mensen met trauma en verminderd vertrouwen, en verwijs naar een collega als je dit niet kunt bieden.