Marion van Zonneveld heeft jarenlang in reguliere GGZ-organisaties gewerkt. Ze had al vanaf jonge leeftijd interesse in mensen en hun gedrag en las de boeken van haar tante die ontwikkelingspsycholoog was. Haar interesse voor de psychiatrie werd gewekt doordat zij via de pleegkinderen die door haar ouders werden opgevangen in aanraking kwam met kinder- en jeugdpsychiatrie. Marion spreekt op warme, gedreven wijze over haar werk als kinder- en jeugdpsychiater en heeft duidelijk een grote liefde voor het werken met (hoogbegaafde) kinderen en jongeren.
Een aantal jaren geleden kwam het thema hoogbegaafdheid op haar pad en liet haar niet meer los. Zij verdiepte zich in het thema hoogbegaafdheid en psychiatrie en een jaar geleden besloot ze om het roer om te gooien en zich volledig te richten op haar eigen praktijk Praktijk Paradijsvogel. Hier heeft zij zich gespecialiseerd in de behandeling en begeleiding van hoogbegaafde kinderen en jongeren met psychiatrische problematiek, en hun ouders. Ze heeft gemerkt dat haar eigen praktijk haar de ruimte geeft om maatwerk te bieden en daarmee meer recht te doen aan de behoefte van hoogbegaafde hulpzoekers en hun ouders. Zij gaat vanuit een gelijkwaardige samenwerking een zoektocht aan naar wat werkt en helpt.

Wat vind je zo aantrekkelijk aan het vak kinder- en jeugdpsychiater?
Wat zo leuk is aan het werken met kinderen is dat ze volop in ontwikkeling zijn. Ze zijn nog zo flexibel en veerkrachtig dat je veel in hun leven kunt betekenen als je op het juiste moment een duwtje in de juiste richting geeft. Dat vind ik er mooi aan, en ik vind kinderen ook gewoon heel erg leuk!
Daarbij houd ik van complexiteit, het moet mij niet te eenduidig zijn. In het vak als kinder- en jeugdpsychiater heb je natuurlijk altijd te maken met een systeem. Ouders brengen hun eigen geschiedenis mee in hun ouderschap, dus dat maakt dat het vaak extra puzzelen is. De wisselwerking ten slotte tussen hoogbegaafdheid, psychiatrie en soms ook somatische problemen vind ik erg interessant.

Ik interview je voor de nieuwsbrief van het LKPHB. Zou je eens kunnen vertellen over je werk met hoogbegaafde kinderen en hun ouders? Zie je bijvoorbeeld dat hoogbegaafde kinderen vaak hoogbegaafde ouders hebben?
Dat komt zeker veel voor. En soms zie je dat ouders het zelf best goed gered hebben, maar een hoogbegaafd kind hebben dat vastloopt in het schoolsysteem. Daarbij denk ik denk dat het huidige schoolsysteem moeilijker is voor hoogbegaafden dan vroeger.
Verder zie ik regelmatig ouders die zelf bijzondere school- of loopbaanroutes hebben afgelegd of bekend zijn met psychische problemen, en hun kinderen hiervoor proberen te behoeden. Het ontdekken van de eigen hoogbegaafdheid bij ouders levert dan vaak een hele verandering op in hun terugblik op hun jeugd, hun eigen persoonlijkheid en het ouderschap. Zelfkennis is een belangrijke kracht in het ouderschap.

Waar zie je dat de hoogbegaafde mens verschilt van de niet hoogbegaafde mens?
Hoogbegaafde mensen voelen en denken dieper en meer intens. De beschrijving van hoogbegaafdheid volgens het Delphi-model vind ik heel treffend. In het onderlinge contact komt het daarbij ook nauwer bij hoogbegaafde mensen: goede matching met een hulpverlener is zeker niet vanzelfsprekend. Ik zie veel mensen die al verschillende GGZ-trajecten achter de rug hebben en met name het contact met hulpverleners heel lastig hebben gevonden. Bijvoorbeeld doordat de hulpverlener hen niet begreep, of doordat de hulpverlener het lastig vond dat ze een sterke mening hadden en bijvoorbeeld wetenschappelijke artikelen aandroegen om die mening te ondersteunen. Omdat ik het contact met hoogbegaafden juist fijn vind denk ik ook dat mensen zich op hun gemak voelen bij mij. Ze mogen hun hoogbegaafde zelf gewoon meenemen, zowel de kinderen als de ouders. Ze hoeven zich niet aan te passen; diagnostiek en keuze voor behandeling doen we samen.

Ik merk dat ik in mijn praktijk relatief vaak depressieve of angstige kinderen en jongeren zie, bij wie het probleem zich vooral in de buitenwereld afspeelt en niet zozeer binnen het systeem. Zij hebben vaak hoogbegaafde familieleden en ervaren vooral buitenshuis de last van het niet matchen met leeftijdsgenoten. Het vergroten van de zelfkennis en kennis over de zijnskenmerken van hoogbegaafdheid is dan erg belangrijk.

Tot slot, wat de behandeling en begeleiding van hoogbegaafden anders maakt is dat je al met heel jonge kinderen thema’s bespreekt die normaliter volwassenen bezighouden. Zoals existentiële thema’s: vragen over de zin van het leven en over de dood, over hoe ze denken over de toekomst en hoe ze zichzelf zien. Zij zijn hier namelijk al op hele jonge leeftijd mee bezig. Het is dan belangrijk als hulpverlener om een stapje verder te gaan in de vragen die je stelt; ik denk wel eens dat hulpverleners te voorzichtig zijn met deze vragen. Het is belangrijk om je te realiseren dat je hierdoor een essentieel deel kunt laten liggen in het gesprek, waardoor je niet beseft hoe rijk de binnenwereld van dit kind al is en waardoor je hoogbegaafdheidskenmerken bij het kind kunt missen. Alleen door ernaar te vragen kun je ontdekken dat je te maken hebt met een heel bijzonder kind dat andere behoeften heeft dan zijn leeftijdsgenoten.

Wat bied je deze kinderen en jongeren in therapie?
Het grootste deel van de kinderen die ik zie komt vooral voor diagnostiek; ouders en kinderen willen weten wat er aan de hand is en zijn huiverig om dit in de reguliere GGZ te laten onderzoeken. Dat begrijp ik goed, zowel vanwege de kans op misdiagnostiek als vanwege de behoefte om een band op te kunnen bouwen met een specifieke hulpverlener, in plaats van te moeten investeren in contacten met een heel team.

De diagnostiek bij hoogbegaafde kinderen komt nauw en vraagt expertise in het maken van onderscheid tussen hoogbegaafdheidskenmerken en psychiatrische problemen. Dit speelt onder andere bij diagnoses als AD(H)D, ASS, angst, depressie en persoonlijkheidsproblematiek. Ik zie kinderen uit het hele land, en na diagnostiek en psychoeducatie zoeken we samen meestal passende hulp in de buurt voor de kinderen die te ver van de praktijk wonen. Ik doe uitgebreid onderzoek, waarbij ik zowel informatie verzamel over de ontwikkelingsgeschiedenis van het kind als over wat er op dit moment speelt aan problemen. Op indicatie hoort daar ook intelligentieonderzoek bij.

Aan behandeling bied ik vooral psychotherapie aan jongeren, waarbij ik elementen vanuit verschillende stromingen gebruik. Hierbij vind ik het belangrijk om flexibel mee te bewegen met de behoefte van het kind en niet strak een behandelprotocol te volgen. Bij jongere kinderen kan psychotherapie in de vorm van speltherapie worden gegeven.
Ik zie dat veel hoogbegaafde kinderen aan het einde van de basisschool op zoek gaan naar antwoorden op de vraag waarom ze zich zo anders voelen dan anderen. Ik probeer hen hierbij te helpen door psychoeducatie en door samen op zoek te gaan naar hun eigenschappen en hoe die vanuit hoogbegaafdheid te begrijpen zijn, om zo het zelfbeeld ook wat bij te sturen. Wat ik veel zie bij hoogbegaafde kinderen is dat ze zo veel en zo intens voelen, dat ze ook kunnen schrikken en bang worden van deze intensiteit. Bij angstproblemen kan de vermijding dan heel sterk zijn. Veel van wat ze te leren hebben is dus ook om het te durven voelen, er niet van te schrikken en het te durven verdragen. Daarin is het belangrijk dat hun volwassen omgeving er ook niet van schrikt; ouders hebben ook uitleg nodig.

Naast psychotherapie en ouderbegeleiding schrijf ik soms medicatie voor. Ook pas ik soms EMDR toe. Tot slot hebben ouders soms hulp nodig bij het geven van uitleg over hun kind aan school.

Het komt voor dat het voor het ouderschap heel belangrijk is voor ouders om te weten of er bij henzelf sprake is van hoogbegaafdheid en/of psychiatrische problematiek. In het kader van de behandeling van het kind kan daar ook ruimte voor zijn.

Wat wil je hulpverleners meegeven die hoogbegaafde cliënten tegen kunnen komen in de volwassen GGZ? Herkenning van hoogbegaafdheid vind ik heel belangrijk. Er is veel bekend over laagbegaafdheid in de psychiatrie, ook dat zijn mensen die op het eerste oog niet herkenbaar hoeven te zijn. Daar leer je in de opleiding tot psychiater/psycholoog best wel wat over: wat de bijzonderheden zijn, hoe je deze mensen kunt herkennen. Zo zou ook hoogbegaafdheid een onderwerp moeten zijn in de opleiding. Niet alle behandelaren zullen goed matchen met hoogbegaafden; het contact en de gesprekken kunnen te intens of te snel voelen, de behoefte aan discussie kan als kritiek voelen. Het zou fijn zijn als dit binnen teams gewoon bespreekbaar is, zodat duidelijk is bij welke therapeuten deze mensen het beste passen. De therapeutische relatie is de belangrijkste factor in een behandeling en daarom is het zo belangrijk dat therapeuten voldoende zelfkennis hebben om te kiezen voor de beste match voor hun patiënt.

Hoe zorg je ervoor als hulpverlener dat je de hoogbegaafde herkent?
Sommige kinderen zijn overduidelijk hoogbegaafd, het spat ervan af. Dat zijn de kinderen die zich niet zo aanpassen, zij laten zien wat ze kunnen en vertellen over wat hen bezighoudt. Maar er zijn ook veel kinderen die zich vanaf de start van de kleuterschool direct aanpassen. Die herken je niet gelijk, die gaan braaf ‘koppoters’ tekenen, krassen met hun potlood en zeggen ‘nee hoor, ik kan niet lezen, veel te moeilijk’, om zich maar te conformeren aan de klas.  Wel zijn het vaak kinderen die op school filosofische vragen stellen, veel doorvragen over onderwerpen en al jong een groot moreel besef en empathie hebben. Daarbij is het verhaal van ouders heel belangrijk. Zij weten vaak goed te vertellen over het kind voordat het naar school ging, wat het allemaal al kon en deed, en dan zie je vaak ook een knik in prestaties op het moment dat kinderen naar school zijn gegaan. Verder spreek ik deze kinderen aan op hoog niveau. Je ziet dat de hoogbegaafde kinderen daar enorm van genieten, omdat het bij ze past.

Voor het signaleren bij volwassenen is het van belang om de ontwikkelingsanamnese en de levensgeschiedenis zorgvuldig uit te vragen. Je vraagt bij volwassenen naar een ontwikkelingsvoorsprong. Vaak weten ze nog goed waar ze zich anders in voelden dan anderen in hun kindertijd. Interesses en hobby’s zijn vaak wat bijzonder in inhoud, intensiteit of in hoeveelheid. Ook zijn veel hoogbegaafde volwassenen goed in autodidactisch leren. Hoe mensen aangepast zijn is het gedrag aan de buitenkant, maar de binnenwereld is natuurlijk nog altijd authentiek. Het is dus  ook belangrijk om daarnaar te vragen. Bijvoorbeeld hoe het is om in een groep mensen mee te praten in een alledaags gesprekje, hoe het is om in een vergadering aan te sluiten in het rijtje mensen die om de beurt iets willen zeggen, en wat er in iemand omgaat in contacten met anderen mensen. Je hoort bij hoogbegaafden vaak dat er veel zelfkritische ideeën in hen omgaan. Het idee niet authentiek te zijn, een toneelstukje te moeten spelen, belangstelling te veinzen, het gevoel anders te zijn en er niet echt bij te zijn, intensiteit te moeten onderdrukken. Ze zullen spreken over zich anders voelen, een beetje raar zijn, grapjes maar voor zich houden omdat die niet begrepen worden. Ook het gevoel door de mand te zullen vallen (‘imposter syndroom’) is vaak aanwezig.  

Welke slotboodschap zou je de lezer mee willen geven?  
Het herkennen van hoogbegaafdheid is van groot belang om misdiagnostiek te voorkomen en om de juiste hulpverlener en de juiste behandeling te zoeken. Tot slot is het belangrijk als hulpverlener om niet te snel conclusies te trekken op basis van behandelingen die niet goed lopen of wisseling van hulpverleners. Uiteraard kan dit duiden op persoonlijkheidsproblematiek of vermijding, maar houd in het achterhoofd dat dit ook bij hoogbegaafden vaak voorkomt, omdat het vinden van de juiste match voor hen erg moeilijk kan zijn.

Word donateur!

Het LKPHB is een stichting en kent deelnemende instellingen en donateurs.

Met het opzetten en uitbouwen van dit kennisnetwerk zijn verschillende kosten gemoeid. Daarnaast willen we investeren in het specifieke (kennis)aanbod op deze website en in wetenschappelijk onderzoek naar psychiatrie en hoogbegaafdheid. Alle verdiensten komen enkel ten goede aan de missie van de stichting. Het kennisnetwerk beschikt over een ANBI-status.

Wilt u dit kennisnetwerk financiëel steunen, dan kunt u dit kenbaar maken via info@kennisnetwerkphb.nl.


Ook kunt u direct uw donatie overmaken op
IBAN-nummer NL09 RABO 0368 2272 19 ten name van Stichting Landelijk Kennisnetwerk Psychiatrie en Hoogbegaafdheid