Cliënt wordt door de huisarts verwezen naar een specialistische ggz-instelling in verband met het vermoeden van ADHD volgens de DSM-5. Cliënt geeft bij intake aan ook een vermoeden van autisme te hebben. Daarnaast wil cliënt de samenhang van zijn klachten, en zichzelf, beter begrijpen en hier behandeling voor krijgen. Client heeft een open relatie met een ankerpartner, studeert en heeft creatieve hobby’s.
Klachten bestaan uit concentratie- en aandachtsproblemen, moeite dingen af te maken, soms moeite met het lezen van ‘social cues’, graag dingen op zijn manier willen doen en moeilijk dingen los kunnen laten. Hij heeft geen moeite met veranderingen of als dingen anders lopen dan hij wil.
Er is sprake van een belaste voorgeschiedenis met emotionele verwaarlozing. Daarbij, opgroeiende in een klein dorp waar geloof een grote rol speelde, heeft hij zich niet op zijn plek gevoeld. Hij heeft in de tienertijd een IQ-onderzoek gehad, waaruit toentertijd een TIQ: 142 (betrouwbaarheidsinterval 95% 132-147), Verbaal: 140 (129-145) en Performaal: 130 (116-136) is vastgesteld (ten tijde van onderzoek werd nog gesproken over ‘performaal’).
Na onderzoeksintake bij de ggz-instelling wordt een gz-psycholoog/schematherapeut van de vestiging erbij gevraagd die het aandachtsgebied hoogbegaafdheid heeft. Gezien wordt een verzorgde man, met meerdere piercings in het gezicht, die zich modern kleedt. Hij is beleefd in de omgang, vriendelijk en maakt soepel contact waarbij hij zich bewust lijkt niets ‘fout’ te moeten doen binnen de interactie. Er is ruimte voor grapjes en hij toont zich welwillend, geduldig, zachtaardig en oplettend. Client toont zich enthousiast over zijn binnenwereld beter leren kennen en begrijpen tegen het licht van zijn ontwikkelgeschiedenis en prikkelverwerking. Daarbij geeft hij aan nog weinig te weten over hoogbegaafdheidskenmerken en de uiting binnen, dan wel interactie met, zijn (veelal normatieve) omgeving.
Er komen in deze onderzoeksintake vermoedens van neurodiversiteit naar voren, alsmede persoonlijkheidskenmerken die tot disfunctioneren lijken te leiden in zijn leven. Besloten wordt, gezien de lange wachttijd die client gehad heeft en het belang van gedegen diagnostiek, om af te wijken van het standaard diagnostiekproces van de instelling. Client start met procesdiagnostiek met de gz-er. Samen gaan zij puzzelen om te kijken hoe de klachten en kenmerken geduid kunnen worden, wat door de bril van pathologie kan worden bekeken (en een DSM-5 stoornis is) en wat niet. Ze zullen onderzoeken welke behandeling wel of niet daarbij past en tot slot of dit nog verder in de ggz moet worden behandeld of door bijvoorbeeld een gespecialiseerde hoogbegaafdheidscoach moet worden begeleid. In dit proces zal gebruik worden gemaakt van het artikel van psychiater Nanda Tak, “Ontwikkelingsstoornissen bij volwassenen: het nut van de holistische theorie” (2015), DSM-5 interview bij autismespectrumstoornissen, psycho-educatie hoogbegaafdheid a.d.v. overexcitabilities (Dabrowski)/Zijnsluik (Kieboom), DIVA-5, anamnese en heteroanamnestisch materiaal. De psycho-educatie wordt ingevlochten tijdens deze procesdiagnostiek. Een eventueel persoonsgerichte behandeling kan zo nodig bij dezelfde therapeut plaatsvinden.
Ten tijde van dit schrijven hebben er vier sessies plaatsgevonden. Er is een fijne samenwerking tot stand gekomen tussen client en therapeut.
Ervaring client:
“Tot nu toe ben ik erg tevreden met de therapie die ik aangeboden krijg. Ik was eerder onder behandeling bij een andere behandelaar en daar waren de sessies heel statisch, alleen maar zitten, weinig energie ook in de sessies. Er werd toen verwacht dat alles vanuit mij zou komen, terwijl het voor mij juist fijn is als vragen worden gesteld die mij aan het denken zetten.
In mijn behandeling die ik nu ontvang merk ik dat er meer energie in de sessies zit, er wordt niet alleen maar gezeten. Er wordt veel visuele ondersteuning gebruikt tijdens het uitleggen. De behandelaar deelt ook af en toe wat dingen over zichzelf, voor mij is dat heel fijn dan voel ik meer een band met de behandelaar en zal ik zelf ook nog meer delen. Ik merk ook dat mijn behandelaar heel open is voor ideeën of overtuigingen die buiten de norm vallen, ik heb niet het gevoel dat ik iets kan zeggen waarop ik veroordeeld zou gaan worden. Hierdoor kan ik volledig mijzelf zijn in de sessies en valt het muurtje, wat ik soms om mij heen kan optrekken, helemaal weg. Als laatste is het voor mij ook belangrijk dat ik het gevoel heb dat ik ook wat kan doen of betekenen voor de behandelaar, zodat het meer een wisselwerking is. Ook al is dit alleen maar een gevoel en is dit in werkelijkheid niet zo.
Ik ga nu elke keer met plezier naar mijn sessie toe en ik kom blij terug. Terwijl dit bij mijn vorige behandelaar niet zo was, daar ging ik met tegenzin heen en kwam ik helemaal leeggezogen terug. Ik dacht dat dat normaal was maar het kan gelukkig ook anders. Het belangrijkste in mijn optiek voor een goede behandeling is de connectie tussen de behandelaar en de cliënt, die is tot bepaalde hoogte belangrijker dan de sessies zelf.”