Er kwam een non-binair persoon van halverwege de dertig (aanspreek vorm die/diens) bij mij in behandeling. Die was bekend met ADHD en dacht daarnaast autisme te hebben. Dit omdat die door diens vrienden als gevoelloos werd bestempeld. Patiënt kwam daarnaast veel in conflict met mensen om die heen: vrienden, maar ook collega’s of werkgevers.
Tijdens de intake en vervolgens de afname van de ontwikkelingsanamnese viel op hoe snel die dacht, hoeveel verbanden er gelegd werden als ik iets vroeg. Patiënt was breedsprakig, maar verloor hierbij niet de grote lijn van het gesprek uit het oog. Er was sprake van contactgroei en wederkerigheid in het contact. Motorisch was die erg beweeglijk, daarnaast had die veel lol in het maken van contacten en ik zou diens kleurrijke verschijning als extravert aanmerken. Patiënt is creatief; enkele voorbeelden van diens hobby’s zijn dansen, schilderen en schrijven.
Vanuit bovenstaande en de ontwikkelingsanamnese kwamen er aanwijzingen voor hoogbegaafdheid naar boven. Daarop volgde een intelligentietest die dit bevestigde. Van de diagnose ASS bleek geen sprake; de diagnose ADHD bleef wel gehandhaafd.
Toen we spraken over hoogbegaafdheid was patiënt eerst verbaasd. Die zat vroeger namelijk op speciaal onderwijs en kon niet mee in het schoolse leven, omdat die zo anders leerde. Daarnaast was patiënt een soort van kameleon geworden die zich telkens aanpaste aan de omgeving waar die op dat moment was. Dit kon je horen: als we beeldbelden voor de behandeling en patiënt was op dat moment op het werk, dan klonk diens stem heel anders en gebruikte die andere manieren om iets te beschrijven aan mij.
Zodra patiënt leerde hoe die in elkaar zat en contact zocht met andere hoogbegaafden, kon die voelen wanneer die zichzelf mocht blijven of zich gericht kon aanpassen als dit nodig was. Die ervoer daardoor veel meer energie. Daarnaast bleek patiënt juist heel veel gevoelens te hebben, maar deze niet altijd goed te kunnen hanteren. Ook reageerde die op andere zaken met emoties dan diens vrienden, omdat andere zaken die raakten.
We werkten aan de emotieregulatie en het versterken van het gevoel van veiligheid, wat door het aanpassingsgedrag en het feit dat patiënt desondanks toch regelmatig tot conflicten kwam behoorlijk in het gedrang was gekomen. Op het werk zorgde dit ervoor dat die kon groeien, nieuwe functies mocht bekleden en diens potentie en creativiteit ook daar invulling kon geven. Ook in de vriendschappen veranderde er veel, waardoor diens sombere stemming verdween en de heftige gebeurtenissen uit het verleden een plek konden krijgen.